
Wij hebben twee kleine poesjes
Wij hebben twee
kleine poesjes, met pootjes zo zacht als fluweel. Het grijsje dat noemen we Boppie, die andere dikzak
heet Neel, Die andere dikzak heet Neel.
Laatst waren ze nergens te vinden, toen zijn we aan't zoeken gegaan. We keken in alle hoeken, waar kwamen ze denk je vandaan? Waar kwamen ze denk je vandaan?
Wit neeltje zat
in de turf mand, en Bob lag bij't popje in bed. We namen ze gauw mee naar binnen, en rolden haast
om van de pret, En rolden haast om van de pret.

Een hagelwit katje
Een hagelwit katje, dat
zat op een latje, het zat zo te gapen en
ging toen wat slapen, maar ach van het dromen zijn
de ongelukken gekomen, het viel in de teerton waar
hij niet meer uit kon
Poesje Nel
De mooie poesje Nel, is een
heuse lellebel, heel bekwaam, laat ze menig katerhart sneller slaan.
Je wilt echt niet weten, hoeveel katers
ze al heeft versleten, elke week gebeurt het geheid, dat ze met een andere kater vrijt.
ééns per week mogen ze
haar woning binnen, om haar te beminnen, vroeg in de ochtend moe maar voldaan, zie je dan weer een kater huiswaarts
gaan.
Menig kater is voor haar charme bezweken, maar voor het ontbijt moeten ze zijn geweken, wekelijks neemt
ze een kater voor de lol, want een relatie houd poesje Nel niet vol.
Poesje Nel heeft vele katerharten
doen breken, doordat ze nooit voor een relatie is bezweken. Het heeft dan ook niet lang geduurt, voordat de
katers dit wisten in de buurt.
Het was vele jaren later, poesje Nel kwam niet meer aan de kater. De jaren gingen
heen, poesje Nel was eenzaam en alleen.
Poesje Nel is nu oud grijs en versleten, geen enkele kater wil meer iets
van haar weten. nu gonst het door de hele buurt, dat ze haar katers buiten kattenstad huurt.
©jetscats

Een kat Elke kat plukt een dag bij de kladden met klauwen. Ze zal er zeker niet om rouwen, zij
weet wel wat ze mag.
Zij ziet de kleine ergernissen, rattenplagen en muizenissen en controleert al het gespuis dat
rondhangt in haar huis.
Het slapen van de kat is haar doel
het opnemen was vermoeiend alles controleren is heel boeiend galant springt ze op de stoel.
Zij
rolt zich op met haar lijf, en trekt zich niets aan van alle
kijf In het soesen voelt de kat zich vrij, haar personeel neemt ze er gratis bij.

De katten Babbeltje heeft een kluwen gevonden, Bubbeltje
eet zich weer vol, Bobbeltje is weer te laat voor alles, voor zoete melk en de wol. Bibbel
is uit het hoekje geslopen en Boebel, de moederkat wilde wel dat ze honderd ogen en negentig
pootjes had.
Een Plagerijtje
Janneman Poesje, loer je naar
de kooi? Wel, dat staat je lang niet mooi. Jij wil onze kleine Piet zeker kwaad doen, is 't zo niet?
Poes Pietje
kwaad doen, Janneman? Wel, daar denk ik heus niet an Je vergist je dóór en dóór, Pietje is mijn vriendje,
hoor.
Janneman Stil maar, poesje, 'k meende 't niet 'k weet het wel: je houdt van Piet. 'k Maakte
er maar een grapje van: 'k Plaag je maar zo nu en dan.

De katteschool
Als een poes
naar school toe gaat, leert ze enkel kattekwaad. Ze leert er mauwen met afgrijselijke klank, haar nagels te scherpen
aan stoel of aan bank.
Ze volgt de cursus, poes is niet stom; 'Hoe gooi ik
thuis de vaasjes om.' Ze leert op school met scherp verstand; 'Hoe verniel ik de papyrusplant.'
Ze leert er ook tot schrik van de baas biefstukjes
stelen en plakken kaas. Een geleerde kat die blijft in leven; leert de ijskast kopjes geven.
Hans Dorrestijn

Mis poes!
Een aardig klein wit poesje, Was op de
wandeling, Een bandje met een belletje Al om haar halsje hing. Dat belletje deed ring ting ting, Zolang het poesje
ging.
Het aardig klein wit poesje, Had toch zo graag een muis, Daarom sloop het heel zachtjes, Tot boven in
het huis. En altijd klonk 't maar ring ting ting, Wáár ook het poesje ging.
In 't hoekje van de zolder, Daar
moesten muisjes zijn, Die dag gaf Jonkheer Knabbelaar, Zijn vrienden een festijn. Maar stil... plots hoorden zij
de bel, "Vlucht vrienden! staakt uw spel".
Poes vond een lege zolder, En snuffelde: "miauw", Wáár waren nou
de muisjes, Wáár bleven zij zo gauw? 't Kwam alles door de ring ting ting, Die aan haar halsje hing.

Ballen
Mijn kater heeft geen ballen meer dat
arme ouwe beest een jonge poes bespringen dat is voor hem geweest.
Hij wordt nu ook
wat dikker en sjokt wat in het rond ik denk dat hij zijn leven vroeger leuker vond.
Mocht
ik ooit een kater zijn die met poezen gaat dan hoop ik dat mijn baassie mijn ballen zitten laat. © Seipie

Schootkat
Ik heb een echte schootkat die
ligt heel vaak bij mij hij zit dan meest te spinnen het beest is dan heel blij.
Zo ligt hij dan
te ronken lekker op mijn schoot waar ik een lekker plekkie voor het liggen bood.
Zo
ligt mijn toffe schootkat vreselijk fijn bij mij het beest is heel gelukkig en ik ben ook heel blij. © Seipie

Poezenvriendschap
Mijn poes die is bevriend met de vogels uit de buurt het
zal mij toch benieuwen hoelang of dat dit duurt.
Dit is toch heel uitzonderlijk en tegen zijn natuur misschien
is het maar even en niet van lange duur.
Ik zal nu toch eens kijken hoelang of hij dat heeft dat hij daar
zit te spinnen en ze koppies geeft. © Seipie

Vriendschap van een kat
De vriendschap van een poes of kat, is een vriendschap voor het leven, voor een ander niet te zien, hoeveel zo'n beestje je kan geven.
Want ben je eens verdrietig, hij kijkt je dan zo aan, alsof hij zeggen wil, ik zal altijd naast je staan.
En als je dan weer vrolijk bent, dan slaat hij met z'n staart, en miauwt alsof hij tegen je zegt: dat hebben we weer geklaard.
Minneke poes
Minneke poes, aardige kat, muisjes vangen, hoe doe jij dat? Met mij pootjes,
sapperlootjes, want mijn staart
is nikske waard.
|
 |
|
|
 |
Poesjenelletje
Katje poesjenelletje! Waar ben je toch geweest? Jij hebt verbrand jou velletje, Je
waart zoo mooien beest! Foei poes, leelijke
poes! En is het dan geen schande, Dat jij jou mooie velletje, zoo leelijk gaat verbranden? Ik heb nog in mijn laadje Een naaldje
met een draadje En een stukje poesevel, Daar ik jou meê verstellen zel.

Poesje Nelle
Katje-poesje-nelle Zat
op den Koepoortsweg. Zij wou haar hoofdje krauwen, D'r mutsje dat woei weg. Toen zocht ze in het riet, Daar was het mutsje niet. Toen zocht ze op 't land, Toen had dit lieve meisje het mutsje in d'r hand.
Pakken
Langzaam kom ik dichterbij, sluipend, Laag
over de grond, zowat kruipend. Mijn staart zwiept gevaarlijk heen en weer, Ik adem bijna niet meer, Geruisloos,
stap voor stap, En dan, in 1 klap, En dit is het gedeelte waar ik het meest van hou, Dan.......
dan bespring ik jou.

Als ik een poes was
Als ik een poes was dan lag ik nu te
spinnen, dan liep ik nu niet in een plas maar lag ik lekker binnen. Nu sjouw ik af en aan
met was met bed- en ander linnen. Als ik een poes was dan lag ik nu te spinnen. Ik maai het gras verjaag de spinnen maar
wil zo graag de zon beminnen,languit op een terras, als ik een poes was dan lag ik nu te spinnen

Poezenpootjes
Poezenpootjes
trippend op de trap heel zachtjes zodat ik ze niet snap trippelend naar het tweepersoons
nest wat niet mag en dat weten ze best.
Poezenpootjes
krassend op de deur binnen zonder kloppen en gezeur krassend krijgen ze altijd hun zin het vrouwtje laat ze de kamer in.
Poezenpootjes
spelend in de lucht verjagen speels vlinders op hun vlucht spelend samen een geweldig
spel jij vangt me niet en ik vang jou wel.
Poezenpootjes
kroelend op mijn schoot liefde afdwingend met iedere poot kroelend vragen ze naar nog iets meer echte liefde doet een beetje zeer

Dikke kater
Ik zag een vette kater,jagen op een
mus. Maar dat was voor die dikzak, nog een hele klus. Om die mus te grijpen, bij z'n mussennek, Want
ook die mus die keek wel uit,dat beest dat was niet gek, Zo had die dikke vetzak op die mus geen vat, vroeger
was hij vlugger,toen hij nog ballen had.
De kop
van de kat was jarig
De kop van
de kat was jarig en de pootjes vierden feest. Het staartje kon niet mee doen want die was pas ziek geweest. Hij
kwam net uit het ziekenhuis en had zo'n pijn in zijn keel. En al dat dansen en dat springen werd hem veel te veel.

Katten ruzie
de één ligt op de stoel de
ander op de open haard en de kleinste kwispelt met z’n staart
in een aanvalshouding, kijken
ze elkaar aan, het zou mij benieuwen , hoe dat zou gaan.
ze vliegen elkaar
tegemoet ”miauw” roept de kleine hard ”oei”
komt dit wel goed? De grootste kijkt met smart.
De katten vliegen heen en weer, Pats!!!! daar
gaat de bloemenvaas Dit is al de derde keer .
Ze vechten gewoon door van geen kwaad bewust.. gauw
geef ik ze wat te eten gelukkig eindelijk even rust.

'k Zag twee poezen
'k Zag twee poezen, samen douchen, O, dat was een wonder. 't Was een wonder, boven wonder, dat die poezen
douchen konden. Hi hi hi, ha ha ha! 'k Stond erbij en ik keek ernaar.
De muis in het voorhuis
A B C De kat gaat meê, De hond blijft thuis; "Piep!" zei de muis in 't voorhuis.
Hagel en snee, Koetje,
katje, meê, Hondje
thuis, "Piep!"
zei de muis in 't voorhuis.

Klein Wiesje
Klein Wiesje
had een poesje, een aardig
zwart klein snoesje! Het had een
pikzwart velletje, en om zijn
hals een belletje. Van tingelingeling
Van tingelingeling iedereen kon horen waar het poesje ging.
Het was eens op een keertje, toen was het heel mooi weertje, het poesje liep de deur uit
vlug, en kwam die
avond niet meer terug! Geen tingelingeling Geen tingelingeling! Iedereen die luisterde of 't
belletje ook ging.
Klein Wiesje
liep te zoeken, zij keek
in alle hoeken en in het
tuintje liep zij rond opdat zij
't stoute poesje vond, Tingelingeling Tingelingeling Ha! Daar klonk het belletje
van Wiesjes's lieveling.

Poes waar ben je nou?
Poes poes poes
waar ben je nou de muis zit in de keuken. poes poes poes waar ben je nou 'k vind het heus
niet leuk hoor. poes rent weg door heg en steg, komt in de keuken en de muis is weg. poes poes poes miauw, poes poes poes miauw poes poes poes miauw, miauw... miauw.
Poes, poes
Poes, poes, lelijke poes. Wist je dan niet dat je jongen moest. Poes, poes, lelijke poes. Wist je dan niet dat je jongen moest.
Moeder de poes heeft jongen gekregen, ho-la-di-ee, ho-la-di-oo. Drie witte, drei zwarte, 3 grijze,
dat 's negen. ho-la-di-ee, ho-la-di-oo.

Leugenliedje
Toen 'k lest in Lombardije kwam, Hoor eens, wat ik daar vernam: 't Koetje zat bij 't vuur en spon, 't Kalfje lag in de wieg en zong, 't Katje karnde boter, 't Hondje waschte de schotels, De zwarte muis, die veegde 't huis, De zwaluw droeg mot er uit Op zijn vergulde vleugeltjes; Zijn dat geen dikke leugentjes?

Poesje mauw
Poesje mauw,
kom eens gauw, ik heb lekkere melk voor jou. En voor mij, rijstebrij, oh wat heerlijk smullen wij. Hondje
waf, waf waf waf, Blijf van al dat lekkers af. Kom eens hier, aardig dier, Geef me het pootje met plezier. Poes
is ziek, reumatiek, daar komt dokter Jantje. Zware kou, ga maar gauw in je warme mandje.
|
 |
|
|